Een Hele Nieuwe school 'Uit het boek 125 jaar bestaan Katholiek onderwijs Zeddam ''

 Zeddam heeft het lang zonder fatsoenlijk schoolgebouw moeten stellen.In 1826/27 kwam daarin verandering. Aanleiding was het verzoek van een onderwijzer om meer salaris.5 november 1825 vroeg een Zeddamse schoolonderwijzer - Zijn naam is niet vermeld - aan de Gouveneur van de provincie om verhoging van zijn traktement. De districtcommissaris van Doesburg. H.J van Loe, schreef op 9 november 1925 aan de Berghse gemeenteraad, dat Zeddam eerst van een behoorlijk schoolvertrek voorzien moet worden. Alvorens op de gevraagde verhoging voor de onderwijzer gehoopt kon worden. Hij drong aan op spoed. Mocht de gemeente hiervoor niet genoeg geld hebben, dan kon voor subsidie worden aangeklopt bij de provincie en de koning.

                       (Foto hieronder Modelscholen uit 1825 voor (links) en (echts) 50 leerlingen)

                  

 Kennelijk was de oude school het opknappen niet meer waard. De gemeenteraad besloot op 2 maart 1826 om een nieuwe school op te richten. De school zou worden vastgebouwd aan het brandspuithuisje dat zou worden vergroot. Bestek, tekening en begroting waren al gemaakt. De architect had het gemakkelijk, want hij tekende bijna identiek een veel gebouwde voorbeeldschool uit die dagen na. De school kostte 1655 gulden. Het stuk grond (hoek Benedendorpstraat-OudeDoetinchemseweg' Nu nog de plek van het gildehuis van St.-Oswaldus, moest 450 gulden kosten. Aan de Gedeputeerde staten van Gelderland en de koning werd subsidie gevraagd, De koning zegde 800 gulden toe, de provincie 455,85 gulden. De districtscommissaris had nog wel vragen over het bouwplan. Werden het twee of drie lokalen. Volgens de tekeningen waren er negentig zitplaatsen, maar het aantal schoolgaande jongeren bedroeg 100. De schoolopziener had ook nog wat opmerkingen. Hij schreef op 16 oktober 1826 dat hij verwachte dat er na de afschaffing van de schoolgelden, die op handen was, wel tweehonderd leerlingen naar school zouden komen. De banken en tafels moesten per lokaal niet in twee, maar in drie vakken worden geplaatst.

  (Hieronder Details uit de bouwtekening van de school die in 1827 voor 1900 gulden werd gebouwd) 

Om ruimte te winnen moest het portaal buiten aan de school worden gebouwd. Ook beviel het de schoolopziener niet dat de ingangen van de secreten (toiletten) in de school waren. Hiervoor moest een aparte lokaal komen. Op 1 december 1826 schreef de districtscommissaris aan het Berghse gemeenteraad dat hij liever zag dat de school iets groter werd. Dan konden de banken beter worden opgesteld. Maar vooral moest de vergroting ervoor zorgen, dat door de kleine omvang van het lokaal geen reden gegeven wordt dat de school vroeger verlaten wordt dan voor het belang der jeugd wenselijk is. Hij nodigde de gemeenteraad uit, om het voorschreven plan nader in overweging te nemen, dat het schoollokaal die grootte er lange dat hetzelve het grootst mogelijk getal kinderen, die men rekent, eventueel aldaar ter school te kunnen komen, kunnen bevatten. De noodzakelijke vergroting bracht extra kosten mee. De gemeenteraad probeerde een verhoging van de toegezegde subsidie te krijgen.Er kwam extra geld: De provincie gaf in totaal 800 gulden en de koning 900 gulden. Daarnaast werd een lening van 900 gulden afgesloten. Op 24 januari 1827 overlegde de districtscommissaris een lijst van meubelen, die in de nieuwe school aanwezig moesten zijn. Daarop staan: Drie zwarte borden die op en neer kunnen schuiven. Een leesmachine, Tein beschreven letterplanken, Een La met honderd kubussen, Houten gewichten, Inhoudsmaten, een schepel, kop en maatje, Een el (lengtemaat) Loden inktkokers, Een stempelkast, Materiaal voor de avondschool. Verder merkte de districtscommissaris op dat de banken en lessenaars beter met zijn tweeën aan elkaar vast konden zitten, dan alles in de klas aan elkaar vast zat, In verband met het schoonmaken.